Het werk opent met een vijftoonsmotief in dubbele tongslag dat door de ruimte (na)galmt.Daarop weerklinkt de gregoriaanse antifoon 'Salve Regina' in de euphonium, even later gecombineerd met het openingsmotief. De snelle passage die volgt is volledig gebaseerd op de intervallen van dit motief dat nu ritmisch gevarieerd is en in diverse gedaantes verwerkt wordt (o.a. als een fugatisch thema). Het werk bouwt op naar een eerste hoogtepunt, waaruit geheimzinnige gedempte klanken komen die een mystieke en geheimzinnige sfeer oproepen. Langzaamaan zetten steeds meer melodische fragmenten van het gregoriaanse antifoon in, tot dit thema als een groots koraalthema (als een orgel) boven de klankmassa uitstijgt. Het geheel klinkt steeds krachtiger en briljanter tot het uitmondt in een korte spetterende finale waarin alle elementen van het werk samenkomen. Opmerkingen voor de uitvoering:In het eerste deel wordt het akoestisch effect van een kathedraal nagebootst. D.w.z. dat de antwoorden van het vijftoonsmotief die een fractie later komen verzachten in hun uiteinde (dim.), zoals ook met de echo in een kathedraal zou gebeuren. De antwoorden zouden ook net telkens iets zachter moeten gespeeld worden om een optimaal echo-effect te bekomen.De tempoverhouding tussen maat 1 en maat 30 is 3/2. De motieven vanaf maat 45 klinken op die manier even snel als in het begin (maar zijn uiteraard anders genoteerd).