“Op een avond heeft dominee Bähler gepreekt in Oldebroek en loopt over het Kerkpad tussen de weilanden door naar Oosterwolde. Op deze donkere en stormachtige avond liggen tegenstanders van Bähler in een hinderlaag op de dominee te wachten. Ze willen hem verdrinken in een watergang bij het Kerkpad maar zien ervan af omdat twee mannen in het gezelschap van Bähler zijn. De volgende dag komt het tot een ontmoeting tussen Bähler en zijn tegenstanders. Zij hebben berouw over hun – gelukkig niet uitgevoerde – plan. Bähler is bij deze ontmoeting stellig van mening dat hij de voorgaande avond alleen over het Kerkpad liep en niet met twee mannen. Men concludeerde dat het engelen moeten geweest zijn die Bähler beschermden”. In deze compositie staat Psalm 34 centraal. Dit vanwege diens krachtige melodie maar ook omdat de tekst in vers 4 van de berijmde versie van deze psalm goed past bij de bijzondere legende over dominee Bähler: “Des HEEREN engel schaart Een onverwinb're hemelwacht, Rondom hem, die Gods wil betracht; Dus is hij wèl bewaard.” Een tweede melodische en harmonische cel is een muzikale transformatie van de de naam “Bähler”. Deze cel wordt in grote en kleine tertsakkoorden gevarieerd en soms als hoofdidee of apotheose gebruikt, maar dient evenzeer als begeleidende cel of als brugmotief tussen andere melodische en ritmische constructies. De compositie werd mogelijk gemaakt door bijdragen van: De heer Evert van de Poll, eigenaar van de Van Gelder Groep, Het Prins Bernhard Cultuurfonds Gelderland en Het Feteris Oosterbaan Fonds.