Maar het gaat ook over het dorp Doornspijk zelf en zijn omgeving. Het is geen toeval dat de letters D-O-R-N uit de titel terugkomen in de plaatsnaam. Omdat Doornspijk van oudsher uitgesproken kerkelijk is, bevat dit werk een koraalthema, dat steeds vanuit een nieuw perspectief klinkt. Het kerkelijke wordt zo afgewisseld met het wereldlijke, waarin beide elementen niet contrasteren maar elkaar aanvullen. De gekozen Duitse koraalmelodie, oorspronkelijk van Johann Crüger, heet ‘Schmücke dich, du liebe Seele’ (‘Tooi je feestelijk, o dierbare ziel’ – alweer een verwijzing naar de titel).
De inleiding verwijst naar de tweede zin van het koraal: ‘Laat de duistere poel van zonden achter je’. Het werk begint in mineur, waarin een gedreven majestueuze ritmiek afgewisseld wordt met de zachte koraalklanken. Dan volgt een snellere, beweeglijke cadans, eveneens hoofdzakelijk in mineur. De ritmische impuls symboliseert de zware landarbeid die in vroeger tijden verricht werd, maar ook wordt hierin de landarbeidersziel verklankt, die ondanks de armoede ‘getooid’ is met optimisme. Dat vertaalt zich door het gebruik van versieringen (trillers en triolen).
De daaropvolgende pastorale weerspiegelt het dorp en zijn prachtige omgeving. De bijna Rheingoldachtige muziek klinkt nu in majeur. Wel is er een uitstapje naar mineur, waarin het armoedige boerenleven nog even vanuit het verleden weerklinkt. Maar dan zorgt de door het scherp koper ingezette koraalmelodie voor de opmaat van een nog uitbundiger weergave van het pastorale thema. Het dorp en het omliggende landschap worden bejubeld met klanken die doen denken aan jachtgeschal.
Dan klinkt de koraalmelodie zacht gedragen in fragmenten, afgewisseld met ornamentele lijnen in de saxen en klokken die de zondag inluiden. De strakke ritmische cadans keert vervolgens terug. Er zijn echter veranderingen hoorbaar: de mechanisatie heeft haar intrede gedaan. Toch horen we plotseling nog een paard-en-wagen voorbijkomen als in het dorp de traditionele boerenmarkt wordt gehouden. De nieuwe dynamiek voert naar een hoogtepunt en mondt uit in het koraal, deze keer in een gedragen mars, met een sierlijke bovenstem van bugels en sopraansax. Hier wordt het vervolg van de koraaltekst verklankt: ‘Kom naar het heldere licht en straal het uit’. Adornia eindigt feestelijk met hetzelfde motief waarmee het begon, maar nu in majeur. De fanfare maakt nog eenmaal ‘goede sier’!