De beschermheilige van de goud- en zilversmeden is St. Eloy en Eligius is de Latijnse benaming. De compositie bestaat uit 4 delen, die elk afzonderlijk een periode weergeven uit de geschiedenis van Schoonhoven en de ontwikkeling als zilverstad. Deel 1: "Het hof van Blois" In de 14e eeuw had een voornaam adellijk geslacht, nauw verwant aan de graven van Holland, Zeeland en Henegouwen, hun belangrijkste residentie in het kasteel van Schoonhoven. De muziek in dit eerste deel geeft een sfeerimpressie van het dagelijks leven uit die tijd. De muzikale climaxwerking geeft de opkomst ( beter: "de geboorte") van Schoonhoven als zilverstad duidelijk aan. Deel 2: "Reizend op zoek". In de 15e eeuw verlaat het hof het kasteel in Schoonhoven, het verhuist naar het zuiden. De zilversmeden blijven. In 1629 zijn er op nog geen 3000 inwoners 10 zilversmeden te vinden in Schoonhoven. Dat zijn er voor zo'n kleine gemeenschap wel erg veel. De zilversmeden zoeken nieuwe afzetgebieden buiten Schoonhoven. De muziek in dit deel maakt het zoeken naar het onbekende en de spanning bijna voelbaar. Deel 3: "Het Atelier". Rond 1860/1870 doet de industrialisatie z'n intrede in Schoonhoven. Vanaf die tijd is op straat regelmatig het geluid van de gasmotoren en de grote persen (kadoeng, kadoeng) uit de werkplaatsen te horen. Het is een getik van jewelste. Ook de polijstmachine, pletmolen en borstels maken typische en vaak ritmische geluiden. Deze typische geluiden uit het atelier komen in dit deel duidelijk naar voren. Deel 4: "Zilver in beweging". 'Beweging' is een belangrijk kenmerk van het laatste muziekonderdeel. Het is de naam van de groep zilversmeden en kunstenaars die rond 1980 aan de wieg van de vernieuwing staat. De controverse tussen productie en kunst is in dit laatste deel uitgebeeld in vlotte, ritmische thematiek en statige fanfares.
