De compositie begint met een statige inleiding, waarin het dorp zich presenteert aan de luisteraar. Dan klinkt een aansprekend ritmisch thema in een snel tempo dat de vrolijkheid, onbevangenheid en onbezorgdheid van voor de oorlog uitstraalt. Dit gaat over in een melodie in mineur, die het naderende oorlogsgevaar aankondigt. Dan is er een grillig thema met stops waarin het schieten van de soldaten te horen is. Dit eindigt in enkele dissonante clusters die het tragische dieptepunt van de oorlog accentueren. De daaropvolgende stilte lost op in een gedragen middendeel in mineur waaruit enerzijds verdriet en anderzijds troost spreekt. Dan komt het snelle tempo van het begin weer terug, ditmaal in de vorm van een vreugdemars. De vrijheid wordt gevierd. Ook het thema van de vrolijkheid, onbevangenheid en onbezorgdheid is weer te horen. Er volgt nu een statig martiaal thema, een eerbetoon aan het dorp, waarna het werk wordt afgesloten met feestelijke klanken.