Hierna wordt overgegaan naar meer een rockstijl: stevige, ritmische begeleiding met effecten in dempers, een orgelpunt en het gebruik van de voor Ierse muziek zo karakteristieke lepels (Ierse pub), hoge bongo (vervanger Bodran) etc. In dit tweede gedeelte heb ik als tegenwicht een tweede thema geplaatst, door de diverse groepen gespeeld, dat duidelijk een meer legato karakter heeft en dus zangeriger overkomt. De climax van het werk begint in het lage koper met hun marcato thema dat uitgebouwd wordt met veel ritmiek in de begeleiding, clusters etc., naar een slagwerksolo met inslagen van het orkest in 5/8 met veel parallelle beweging in akkoorden (folkmuziekstijl). Naar het einde toe komt thema 2 nog tweemaal voor: eerst zoals eerder gehoord met extra tegenmelodie en begeleidingspatroon, daarna in een canonische vorm, waarbij het thema door drie groepen door elkaar wordt gespeeld. Het einde is een herhaling van het middendeel in 5/8.Ik heb getracht veel van de kleuren van een harmonieorkest uit te buiten door houtgroepen en koper alleen te laten spelen en veel dempers te gebruiken. Bovendien speelt het slagwerk een prominente rol in het gehele werk.