
De stemming van deze ouverture is wellicht als heroïsch en majestueus te omschrijven.
De componist schreef dit werk in een soort ABA-vorm (snel - langzaam - snel), waarbij de 2e A geen letterlijke herhaling is van de 1e A maar een verdere uitwerking, die vervolgens naar een apotheotische slotclimax voert. Het B-deel spint verder op het belangrijkste motief, de dalende wisseltoon waarmede het werk begint.