Robert Saint, oud-mijnwerker en dirigent, was zo geraakt door de dood van zovelen, dat hij besloot een simpele melodie te componeren die gemakkelijk gespeeld kon worden door een Brass Band. Deze simpele doch ontroerende melodie is sinds die tijd in het verenigd koninkrijk uitgegroeid to teen soort Requiem voor (overleden) mijnwerkers en, na het sluiten van de mijnen, het mijnverleden. The Pitmen’s Requiem. Johan Johannson maakte er later een documentaire van. De Harmonie en Fanfare bewerking is van Jos Stoffels.
Blaasmuziek en mijncultuur blijken overal ter wereld met elkaar verbonden. Daar waar men de concentratie van mijnen vindt (bijv. in Wales, Tsjechië, Japan, België maar ook Limburg) daar vindt men ook blaasmuziek. Vaak werd deze muziekvorm namelijk ook door het mijnmanagement gestimuleerd. Het hielp de mijnwerker om zo lang mogelijk letterlijk zijn adem te behouden in een gevecht dat hij gedoemd was te verliezen. En in dat proces leerde hij zo om met diezelfde adem schoonheid te creëren, samen met andere kompels in de plaatselijke harmonie, fanfare of Brass Band. De repetities en concerten zorgden voor ontspanning en afwisseling voor de mijnwerkers, die ondergronds keihard moesten werken en daar de nodige risico’s liepen. Gasexplosies en instortingsgevaar waren sluipmoordenaars die ineens konden toeslaan.