Ottorino Respighi was één van de belangrijkste Italiaanse componisten van zijn generatie. Zijn grootste roem ontleent hij aan zijn symfonische werken en orkestrale bewerkingen. Hij was het die de Russische orkestkleuren en de gedurfde harmonische technieken van Richard Strauss in de Italiaanse muziek introduceerde. Een vroege en sterk vormende invloed kwam van Rimsky-Korsakov. Wat men ook van de kwaliteiten van zijn originele composities mag denken, hij was zonder twijfel één van de grootmeesters in de kunst van de orkestratie. Zijn stijl is er een van onmiddellijk aansprekende melodieën, geplaatst tegen een achtergrond van rijke, doorschijnende harmonieën van een constante verfijning en afwerking. Deze stijl dringt overduidelijk door in zijn beroemd ’Romeins Drieluik’, gecomponeerd tussen 1916 en 1928, die als meesterwerken der orkestratie gezien worden en waarvan Pini di Roma (de pijnbomen van Rome) naast Fontane di Roma (de fontijnen van Rome) en Feste Romane (Romeinse feesten) het midden vormt. De ondertitels van de delen uit Pini di Roma geven een voorstelling van hetgeen Respighi met zijn muziek wilde uitdrukken. De ondertitel van het tweede deel – ’I Pini Presso Una Catacomba (de pijnbomen bij een catacombe) – luidt: ’We zien de schaduw van pijnbomen, die de ingang van een catacombe omzomen. Vanuit de diepte stijgt het geluid op van een treurig lied dat door de lucht drijft als een plechtige psalm en zich langzaam en mysterieus verspreidt’.